Gerrit van der Burg over leidinggeven: wees mild en zorgzaam

24 april 2023

Bron: Trema 8 / voorjaar 2023

Zwart-wit, goed-kwaad. De grenzen tussen wat recht is en wat onrecht werden Gerrit van der Burg (1959) met de paplepel ingegoten. Zijn vader zat tijdens de Tweede Wereldoorlog in het verzet, maar zweeg in de naoorlogse jaren over zijn ervaringen.

‘Pas toen mijn vader was overleden, vond ik in zijn administratie papieren die ik niet nog kende, zoals een valse medische verklaring om te voorkomen dat hij in Duitsland te werk zou worden gesteld.’ Als politieman gaf vader Van der Burg zijn zoon wel een duidelijk voorbeeld mee: maak jezelf niet afhankelijk van wat anderen van je vinden. Buig niet mee met beelden die haaks staan op je eigen overtuiging.

Het verrast hem daarom niet dat hij binnen het Openbaar Ministerie wel eens ‘De Dominee’ is genoemd, al had hij deze bijnaam nooit eerder gehoord. ‘Ik hoop dat daarmee niet een priemende wijsvinger wordt bedoeld.’ Dat mensen hem saai noemen, onkreukbaar en degelijk, een man van rust, reinheid en regelmaat, wist hij natuurlijk wel. Om 22.30 uur naar bed, opstaan om 5.30 uur, hardlopen, hard werken, zijn eigen hart volgend als de belangrijkste adviseur van zijn geweten. Als officier van Justitie had hij bij de politie niet voor niets de bijnaam ‘Gerrit – redenen-van-wetenschap- van der Burg’.

Grimmig

Tweeëntwintig was hij toen hij na een studie rechten een versneld traject op de politieacademie volgde en ondertussen als inspecteur een team moest leiden. Het waren de jaren tachtig, de heroïnejunks liepen op straat met gestolen autoradio’s onder hun arm. De term draaideurcrimineel werd geboren. Vissers en binnenschippers betoonden ook toen al hun ongenoegen tegen het overheidsbeleid. Elk weekend braken voetbalrellen uit. ‘Het was grimmig.’

Als inspecteur met twee sterren op zijn schouders, werd Van der Burg teruggeworpen op zichzelf. Zijn leiderschap werd niet als vanzelfsprekend geaccepteerd. ‘In het begin ging het niet om mijn vaardigheden, maar vooral om de manier waarop ik verbinding maakte met de mensen. Draagvlak krijgen door aanwezigheid. Tijdens de nachtdienst liep ik als hoogste in rang in Rotterdam op straat. Als er wat gebeurde, werd ik er samen met een ervaren adjudant direct bij geroepen. Verbinding zoeken en vertrouwen op je intuïtie, veel in gesprek gaan, meebewegen, maar toch ook weer proberen afstand te houden, omdat ook van je wordt verwacht dat je normeert. En benoemen als je zelf ergens buikpijn van hebt. Als je je een keer hebt vergaloppeerd, zeg dat dan.’

Wanneer hebt u buikpijn gehad?

‘Verschillende keren, natuurlijk. De grootste overgang voor mij binnen het OM was van zaaksofficier naar teamleider. Ik was 34, 35 jaar en achteraf was ik daar nog niet aan toe. Ik haalde mijn voldoening vooral uit het doen van zaken, een goede vondst tijdens een doorzoeking of een mooi vonnis. Maar als teamleider moet je vooral leren de mensen te waarderen. Iedereen heeft daaraan behoefte, maar ik vond het ingewikkeld die signalen te herkennen. Als iemand een wenkbrauw optrok, wist ik niet wat ik daarvan moest vinden.’

Uiteindelijk wist Van der Burg te leren vertrouwen op zichzelf. ‘Ik heb helemaal niets met leiderschapsboeken, want de ultieme leiderschapsstijl bestaat niet. Ja, die stijlen bestaan wel, maar je hebt er niets aan. Het is gewoon elke dag hard werken; de ene dag moet je een duwtje geven, de andere dag moet je begrenzen, de volgende dag moet je een arm om iemands schouder kunnen slaan, de dag erna moet je kwetsbaar durven zijn.’

Hij houdt het jonge medewerkers graag voor: leidinggeven moet je leren door het te doen. ‘Daar horen fouten en blauwe plekken bij.’ De eerste paar keer dat hij als plaatsvervangend chef van de afdeling Vorming en Opleiding van de Rotterdamse gemeentepolitie optrad als ceremoniemeester bij de beëdiging van nieuwe agenten, was hij erg nerveus. ‘Al die mensen die naar je keken, collega’s, ouders en familieleden, de korpschef, de burgemeester. Spannend. Tegenwoordig stap ik met gemak een zaal binnen die uitpuilt van kritische mensen.’ 

Als voorzitter van het College van procureurs-generaal moest hij nogal eens zo’n zaal binnenstappen. Na de verschijning van het rapport van de commissie-Fokkens, waarin de top van het Openbaar Ministerie een gebrek aan ethisch leiderschap werd verweten, bezocht Van der Burg alle parketten en ging hij tijdens zogeheten zeepkistsessies het gesprek aan met de medewerkers. Achteraf voelde het nogal eens alsof hij een functioneringsgesprek had gevoerd. ‘Ik heb wel eens tegen mijn vrouw gezegd: “Ik dacht dat het zo’n onveilige organisatie was, maar als je hoort wat ze de voorzitter mee teruggeven, voelen ze toch niet heel veel terughoudendheid”.’

Voor een dominee moet het verwijt van een gebrek aan ethisch leiderschap heel vervelend zijn geweest.

‘Ik voel me geen dominee, maar evengoed was het natuurlijk heel pijnlijk. Wat me buikpijn gaf, was dat in het rapport Fokkens over de top van alles stond, maar dat het verder ontwikkelen van een beter gespreksklimaat in de alledaagse praktijk in de teams gebeurt. En voor je het weet, heb je dan het beeld dat de werkvloer zo nodig met elkaar in gesprek moet en het moet oplossen, terwijl de top verantwoordelijk is.’

Terwijl ook het beeld blijft bestaan dat de top elkaar alsnog de baantjes toespeelt.

‘Ja. Dat is ingewikkeld.’

U bent niet voor niets collegevoorzitter geworden.

‘Hoezo?’

Nou, elke tijd heeft blijkbaar zijn eigen voorzitter nodig. De flamboyante Arthur Docters van Leeuwen moest het college op de kaart zetten, u moest het OM vooral in rustiger vaarwater zien te krijgen.

‘Er is vrij weinig toeval in het leven, dat zal het niet zijn geweest. Maar het gaat niet om mij. Het OM veel groter dan de voorzitter. Ik heb in die periode heel erg de verantwoordelijkheid gevoeld om het OM weer op koers te krijgen. Dat was een intrinsieke motivatie. Of dat is gelukt, daarover moeten anderen oordelen.’

‘We lopen als OM het risico dat, telkens als er iets misgaat, mensen roepen: zie je nou wel, er verandert niets.

U hebt de reputatie van onkreukbaarheid. Maar er zijn ook leidinggevenden bij het OM geweest die het blijkbaar nodig vonden te zeggen “ik bijt je kop eraf”. Een echte leider heeft dat soort intimidatie toch niet nodig?

‘Eens. Dat is zo. Als je dit soort gedrag vertoont, heb je over het algemeen niet erg veel zelfvertrouwen.’

‘Er is natuurlijk een periode geweest dat het waar was hè, die onveiligheid, zoals weergegeven in het rapport Fokkens. Het gaat er nu vooral om om met elkaar de verbinding te blijven zoeken. Dat is een kwestie van cultuur en verandering gaat langzaam. We lopen als OM wel het risico dat, telkens als er iets misgaat, mensen roepen: zie je nou wel, er verandert niets. Mijn uitnodiging aan vooral de leidinggevenden is: wees mild en zorgzaam. Niemand hoeft onze medewerkers te stimuleren hard te werken. We moeten ze eerder afremmen en dat hoort bij die zorgzaamheid, dat je elkaar een beetje in de gaten houdt, in de goede zin van het woord. Leidinggevenden zijn primair verantwoordelijk dat iedereen in goede doen blijft, dat iedereen zich erbij voelt horen en zich werkelijk gehoord voelt. Wat hard werken betreft, ligt er natuurlijk ook een verantwoordelijkheid bij de collega’s zelf. Het werk is namelijk nooit af. De gemiddelde officier van justitie is tamelijk perfectionistisch ingesteld en dat is risicovol. Uiteindelijk zijn OM’ers strenger voor zichzelf dan voor de ander.’

Ik heb officieren van justitie gesproken die blij waren dat ze waren gescheiden, omdat ze makkelijker piket konden draaien op het moment dat de kinderen bij hun ex-partner waren.

‘Daar schrik ik van en dat is geen wenselijke uitkomst van de grenzeloze loyaliteit van de OM’er. Ik hoop dat mijn legacy is dat mensen vooral zichzelf wat minder de maat nemen en wat milder durven te zijn ten opzichte van zichzelf. Maar ik vind ook dat we wat meer mogen laten zien wat goed gaat. En dat is heel veel, we staan er wel. We behandelen 180.000 zaken per jaar, van een gemiddelde winkeldiefstal tot en met enorm grote onderzoeken, dat doen we met elkaar. Daarop kunnen we hartstikke trots zijn.’

‘De politie heeft het logo: beschermen, begrenzen en bekrachtigen. Dat zijn beloften in de richting van de samenleving. Als we het wat minder plechtig opschrijven, geldt dit ook voor leidinggevenden. Leidinggevenden moeten ook begrenzen, vooral om te voorkomen dat mensen te veel van zichzelf vragen. Ze moeten beschermen op het moment dat het knelt en dat een arm om de schouders nodig is. En ze moeten bekrachtigen door mensen te coachen, te begeleiden en te waarderen.’ 

Wie heeft u beschermd in al die jaren?

‘Dat weet ik eigenlijk niet. Mijn vrouw, natuurlijk. Het is makkelijk om zelf van alles te vinden, maar ik ben natuurlijk niet anders dan de gemiddelde OM’er. En dat al 32 jaar.’

U neemt eind mei afscheid als voorzitter van het college. Wat gaat u doen?

‘Dat weet ik niet, echt niet. Eerst vakantie en dan ga ik er eens over nadenken. Ik vind het nog steeds een ongemakkelijk perspectief, omdat ik het me niet kan voorstellen: het leven, een ander leven dan dit.’

Het gesprek met Gerrit van der Burg heeft plaatsgevonden vóór het verschijnen van het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over de drie moorden rond het Marengo-proces en vóór de bekendmaking van Rinus Otte als nieuwe voorzitter van het College van procureurs-generaal.

Scroll naar boven