Contact/omgang na partnerdoding

26 januari 2015 | WeCo

In het geval van (vermoedelijke) partnerdoding moet de kinderrechter op basis van een verzoekschrift van de raad voor de kinderbescherming beoordelen of contact/omgang met de verdachte/veroordeelde ouder gewenst is. Geen contact/omgang is daarbij de norm, tenzij er redenen zijn om anders te beslissen. De WeCo onderschrijft de gedachte van de wetgever dat het belang van het kind noopt tot een rechterlijke toetsing van de wenselijkheid van een contact- of omgangsregeling van het kind met de ouder die wordt verdacht van of is veroordeeld voor het doden van de andere ouder. De WeCo kan zich echter niet vinden in de nee, tenzij-constructie. Een dergelijke constructie staat volgens de WeCo op gespannen voet met het in het EHRM neergelegde recht op family life, als ook met art. 9, eerste lid en derde lid, van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK).

Scroll naar boven