Vraagtekens bij dubbelrol Amsterdamse rechter

30 november 2021

De benoeming van rechter Michiel de Ridder tot directeur Strafrechtketen op het ministerie van Justitie en Veiligheid roept vraagtekens op bij juridische wetenschappers. De Ridder blijft politierechterzittingen doen bij de rechtbank Amsterdam. Deze dubbelfunctie schuurt met de kernwaarde van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, vinden de hoogleraren Philip Langbroek, Wim Voermans en Bas de Gaay Fortman. Het bestuur van de rechtbank Amsterdam en De Ridder zelf achten de functie wel verenigbaar met het rechterschap. Juristenblad Mr. publiceerde hierover vandaag een artikel en vroeg ook de NVvR om een reactie.

Lees hier het artikel van Mr. over de benoeming van Michiel de Ridder, waarin ook de reactie van de NVvR (verkort) is opgenomen.

De integrale reactie van de NVvR is hieronder weergegeven.

Het is goed dat dit onderwerp weer aan de orde wordt gesteld. Zonder onafhankelijke rechtspraak is er geen rechtsstaat. Over de verenigbaarheid van het rechterlijk ambt met andere activiteiten is indertijd bij de totstandkoming van de NVvR Rechterscode in 2011 uitvoerig gediscussieerd. Daarbij is ook de toenmalige internationale stand van zaken in aanmerking genomen. Uitkomst van die discussie is geweest dat – behoudens een enkel geval, bijvoorbeeld de onverenigbaarheid van het ambt van raadsheer in de Hoge Raad – steeds in ieder afzonderlijk geval moet worden bezien of twijfel kan bestaan aan de onpartijdigheid van de rechter. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt in de eerste plaats bij de desbetreffende rechter. Het is verder niet aan ons te oordelen over individuele zaken.

Het standpunt van de Europese commissie voor integriteitszaken GRECO illustreert dat de vraag welke beperkingen aan het rechterlijk ambt zijn verbonden in de loop der tijd anders wordt beantwoord. GRECO adviseert de combinatie van het rechterschap met het lidmaatschap van de Staten-Generaal categorisch uit te sluiten. Dat gaat een stap verder dan de NVvR Rechterscode waar deze combinatie als onwenselijk is aangemerkt.

Over de vraag of het rechterschap in beginsel kan worden gecombineerd met een betrekking bij de uitvoerende macht heeft de NVvR nog geen standpunt ingenomen. Uitgangspunt is een zelfstandige afweging in zaken waarin de combinatie problematisch kan zijn. De NVvR vindt daarom ook het openbare register met nevenfuncties van rechters van groot belang; iedere justitiabele kan aan de orde stellen dat in zijn zaak sprake is van een combinatie van functies die de vrees rechtvaardigt dat geen sprake is van een onpartijdige berechting.

Uit de gepubliceerde wrakingsbeslissingen blijkt niet dat veel zaken, die de combinatie van een functie in uitvoerende macht en het rechterschap betreffen, aan de rechter worden voorgelegd. De NVvR kan zich voorstellen dat dit opnieuw aan de orde komt.

Overigens is de NVvR van mening dat een gesprek over het inzetten van plaatsvervangers in bredere zin gewenst is. De inzet van rechters plaatsvervangers acht de NVvR nuttig om de bijzondere expertise of om de opleiding van rechters, maar plaatsvervangers worden steeds vaker ingezet als oplossing voor het capaciteitstekort en als bijdrage om de doorlooptijden te verkorten. Plaatsvervangers komen niet alleen uit de uitvoerende macht maar ook uit bijvoorbeeld wetenschap en advocatuur. Het is een feit dat de zwaarbelaste rechtspraak niet kan functioneren zonder de inzet van plaatsvervangers.

Scroll naar boven