Rapport (on)gelijke beloning mannen en vrouwen afgerond

23 februari 2023

Vrouwelijke rechters en officieren van justitie verdienen bij de start van hun opleiding gemiddeld 3,5% minder dan hun mannelijke collega’s. Bij de benoeming tot rechter of officier is er van dit beloningsverschil geen sprake meer. Dat blijkt uit onderzoek van Erasmus Q-Intelligence, dat is gedaan op verzoek van het Sectoroverleg Rechterlijke Macht (SORM), het overlegorgaan tussen ‘werkgever’ (de minister) en de ‘werknemers’ (de NVvR).

In het onderzoek is gekeken naar alle rechters en officieren die in de periode 2016 tot en met 2021 met hun opleiding zijn gestart. Bij die start blijkt er sprake van een zogenoemd ongecorrigeerd verschil van gemiddeld 7,7% in het salaris tussen mannen en vrouwen. Dat verschil kan deels worden verklaard door andere factoren dan het geslacht, zoals leeftijd, aantal werkuren en ervaring. Wanneer voor deze factoren wordt gecorrigeerd, blijft er bij de start van de opleiding een gemiddeld loonverschil van 3,5% over in het voordeel van mannen.

Bij verdere opsplitsing is te zien dat er beloningsverschillen bestaan bij leeftijdscategorieën. Bij hogere leeftijdscategorieën wordt een groter gemiddeld beloningsverschil in het voordeel van de mannelijke medewerker gevonden, terwijl bij de laagste leeftijdscategorieën (26 tot en met 35 jaar) geen significant beloningsverschil wordt gevonden. Worden de rechters en officieren eenmaal benoemd, dan is er geen veelzeggend verschil meer in het salaris tussen de mannen en de vrouwen.

Uit het onderzoeksrapport blijkt verder dat binnen de specifieke groep van superspecialisten en superervaren kandidaten geen sprake is van een statistisch significant gecorrigeerd beloningsverschil. Daarnaast blijken mannen niet vaker als superspecialist of superervaren kandidaten te worden aangewezen dan vrouwen.

Het rapport geeft tot slot enkele aanbevelingen om beloningsverschillen te verkleinen en in de toekomst te voorkomen. Zo wijzen de onderzoekers erop dat het startsalaris veelal wordt gebaseerd op het laatst verdiende salaris en dat wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat hiermee mogelijk beloningsverschillen in stand worden gehouden. Volgens de onderzoekers is het daarom beter om bij het bepalen van het startsalaris andere factoren bepalend te laten zijn.

Dit komt overeen met wat de NVvR eerder als standpunt heeft ingenomen, namelijk dat inschaling sec op basis van het laatstgenoten inkomen leidt tot ongelijke beloning tussen mannen en vrouwen. Al sinds 2018 hamert de NVvR op het belang van gedegen onderzoek naar eventuele beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen binnen de sector rechterlijke macht. Zo ontving de NVvR al in 2018 en 2019 signalen dat er onverklaarbare verschillen werden opgemerkt door leden onderling. Vorig jaar is een werkgroep, onder leiding van het departement, hiermee aan de slag gegaan. De NVvR neemt actief deel aan deze werkgroep.

De NVvR is blij dat het onderzoek nu is afgerond en dat er in het SORM van 23 maart a.s.  verder kan worden gesproken over de stappen die nodig zijn ten aanzien van het inschalingsbeleid.

Lees hier het onderzoek.

Scroll naar boven