NVvR trekt zich terug uit werkgroep bestuursbenoemingen

13 maart 2020

Voorgestelde veranderingen zijn “cosmetisch”

De NVvR trekt zich terug uit de werkgroep bestuursbenoemingen nu het doorvoeren van wezenlijke veranderingen uitblijft. De NVvR is van mening dat de voorgestelde benoemingsprocedure voor gerechtsbestuurders onvoldoende tegemoet komt aan de Europese norm “elected by their peers”. Voor de NVvR is het van essentieel belang dat rechters zelf een belangrijke rol spelen bij de benoeming van hun bestuurders. Dat is ook in lijn met de aanbevelingen van de recente Visitatiecommissie. Nu de werkgroep hieraan niet tegemoet komt, ziet de NVvR geen heil meer in deelname aan de werkgroep. Wel herinnert de NVvR bestuurders eraan dat bij een nieuw benoemingsbeleid overeenstemming met de NVvR als vakbond moet worden bereikt.

Een delegatie van de NVvR heeft de afgelopen maanden in vergaderingen en via notities bijgedragen aan de besprekingen over de vernieuwde procedure van benoemingen van (gerechts)bestuurders. Ledenraadsleden Marc Fierstra en Gert-Mark Smelt namen voor de NVvR deel aan de gesprekken. Fierstra: “Rechters willen verantwoordelijkheid kunnen nemen voor hun bestuurders, veel meer dan nu mogelijk is. De Europese norm is voor ons leidend, oftewel het principe van “elected by their peers”. Tot nu toe was het vooral de Raad voor de rechtspraak die het voor het zeggen had bij de benoeming van nieuwe bestuurders. De NVvR vindt dat rechters zelf daarbij een grotere stem moeten krijgen. Maar uit het overleg in de werkgroep blijkt de Raad hiertoe onvoldoende bereid is.” Waarnemend voorzitter Rickert Ahling: “Wanneer er alleen cosmetische aanpassingen worden doorgevoerd en verder alles bij het oude blijft, is dat wat ons betreft onvoldoende.”

Uitgewerkt NVvR-voorstel


De voorgestelde aanpassingen die in de werkgroep op tafel liggen, maken het benoemingsproces volgens de NVvR weliswaar transparanter, maar creëren niet de invloed die nodig is. Om aan te tonen dat meer invloed van rechters op bestuursbenoemingen ook in de Nederlandse situatie uitvoerbaar is, heeft de NVvR-delegatie een uitgewerkte voorstel ingediend. Bekijk hier de werkversie van het NVvR-voorstel.

De Raad voor de rechtspraak stelt daar echter een experimenteel consensusmodel tegenover, waarin zowel de Raad zelf als bestaande bestuurders vetorecht hebben. Dat is onverstandig, volgens de NVvR. “Het consensusmodel brengt de werkvloer en bestuurders niet dichter bij elkaar en de werkvloer krijgt hiermee geen échte zeggenschap,” zegt Fierstra. “Zo”n fopspeen leidt tot teleurstellingen. Dat zal negatief uitwerken op het vertrouwen in bestuursbenoemingen.”

Meer invloed
De rechtspraak staat de komende jaren voor veel uitdagingen. Juist op dit moment heeft de organisatie behoefte aan bestuurders die in hun eigen gerecht en op nationaal niveau volop aan het werk gaan. Smelt: “Bestuurders zijn in de eerste plaats en voor het voornaamste deel lokaal. Iedereen snapt dat ze landelijk goed moeten kunnen opereren, want we zijn wel één rechtspraak. Maar de vonnissen worden op de lokale werkvloer geschreven. Daar ligt de nadruk, daar moet draagvlak zijn. Niet alleen voor bestuurders zelf, maar ook voor hun leiderschap bij de veranderingen die op ons afkomen. Uit de Visitatierapportage is voor de NVvR duidelijk geworden dat er een afstand tussen werkvloer en bestuurders moet worden overbrugd. Dan volstaan halve maatregelen echt niet meer.”

Overeenstemming nodig
Nu de NVvR zich terugtrekt uit de procedure, beraadt zij zich op haar formele vakbondspositie. De procedure van bestuursbenoemingen kan namelijk als een vorm van algemeen personeelsbeleid worden aangemerkt. Hierover moet dus overeenstemming met de NVvR worden bereikt. De NVvR roept de Raad voor de rechtspraak en de presidenten op om zich te bezinnen op de ingeslagen weg. Waarnemend voorzitter Ahling: “Doen ze dat niet, dan hoeft niemand verrast te zijn als we over enkele jaren concluderen dat deze cosmetische aanpassingen ons geen stap verder hebben gebracht.”

Scroll naar boven